Sterk meisje
Zundert Yin Yang
Iris
Landerijen
Lucht
Warp in koffer
In de mei-zon in Zundert
Tijdens het festival Vincents droom is er een lezing over
Van Gogh en Brabant door Rebecca Nelemans. Twee dingen vielen me op. Nelemans
noemt Van Gogh's gedrag provocerend. Ze zegt dat het lijkt of hij elke keer
expres iets tegendraads doet en ze vertelt dat Van Gogh zelf eigenlijk niet
arm is maar dat hij steeds de armste mensen opzoekt. Hij voelt zich daar thuis
Later lees ik in een stuk over Van Gogh in de Borinage van Lieske Tibbe in de
Witte Raaf dat het verlangen van Van Gogh een romantisch of romantiserend is,
ouderwets dus, en in contrast met zijn de avangarde rol die hij in de
kunstgeschiedenis heeft gekregen. Hij vond dat arme leven mooier dan het was.
Voelde zich opgenomen in een wereld die eigenlijk vreemd aan hem was en voelde
zich vreemd in het milieu dat het zijne was. Van Gogh zou als conceptuele kunstenaar niet zo goed
zijn. Met zijn geromantiseerde ouderwets kijk zou hij geen goede observator
worden gevonden niet echt geschikt als documentaire kunstenaar dus ook. Vinden
zij Van Gogh dan een genie malgré soi,
een geniale gek? Dat zou de bevestiging van een geijkt cliché zijn. Ik hou het erop dat mensen niet genoeg
visueel onderlegt zijn om te begrijpen hoe de visueel ingestelde Van Gogh
denkt. En misschien zijn veel mensen ook wel niet eerlijk genoeg om te
begrijpen waardoor de principiële eerlijke Van Gogh geleid werd.
Iets hiervan echo'de in mijn oren de woorden van mijn
moeder, dat ik altijd dingen mooi vind omdat ze niet mooi gevonden worden.
Expres, als statement. Of van mijn ex dat ik expres lelijke dingen schilder of
dingen lelijker schilder dan ze zijn. Of zoals laatst, toen hij zei dat ik
graag in de schamele hutten van de Afrikanen zou kruipen in plaats van me te
laten verwennen in de luxueuze huizen in het touristisch-er dorp ernaast. Mijn schildervriend Albert van in de 80 schrijft nadat hij
mijn werk uit Februari in Lamu gemaakt heeft gezien: 'You sure make it look
exotic.' Ik leg mijn vriend Omar uit Lamu uit wat exotic is en klaag dat het zo
moeilijk is om hier in Lamu iets anders te maken dan een schilderij dat
exotisch is omdat er nu eenmaal overal palmen zijn en mooie mannen die zware
dingen op hun hoofd door het water dragen. Het lukt mij niet om hem duidelijk te maken wat exotisch is. Ik durf in Matondoni niet de vuilnisbeltjes te schilderen
met de graven die er gewoon naast liggen. Het dorp heeft mij geadopteerd. Ik het toch niet maken om de lelijke dingen te schilderen, ook al vind ik
die het mooiste. Bovendien is het heel moeilijk op een expressionistische
manier een pamper te schilderen en die anders te laten zijn dan een stapeltje
witte stenen die een graf aanduiden.
In mei is Zundert vol met kleur vooral heel veel vrij donker
groen. De lucht is knalblauw. Ik verbaas me vaak over kleur en licht en krijg
er nog geen vat op. Ik wacht acht uur in Nairobi op het vliegveld en probeer te
begrijpen waarom de kleuren, groen van het gras, het geel met zwart langs de
stoepen zo verzadigd zijn. De mensen zijn in felle kleuren gekleed en dat is
duidelijk heel anders dan in Noordeuropa. Het lijkt alsof de schaduwen altijd
zwart zijn in Afrika, zowel overdag in de zon als 's avonds in de interieurs
als er licht is van een felle gloeilamp. Je ziet wit en zwart en kleur. Als er
kleur is. Er is ook heel veel stoffig grijs. Ik vind dat in Lamu grijs een
kleur is. In Zundert in mei zijn de mensen nog steeds kleurloos maar
de velden zijn dat helemaal niet. Toch zijn er als je gaat schilderen alleen
maar tonen en niet zo heel veel wit en zwart en kleur. Ik begrijp het niet,
maar ik zie het wel. We staan met z'n vieren, Natascha, Masja, Diederik en ik
lang te schilderen tot het donker. Als het schemert wordt het nog spannender. Dan
moet je snel zijn, maar het gaat toch wel. In Afrika duurt zo'n moment te kort
om te schilderen. Ik begin aan mijn sterrennachtschilderijen in de volle zon
van vijf uur en maak het af in volledige duisternis twee uur later. Die
schilderijen zijn volledige verzinsels.
Zundert is geen simpel boerendorp meer... Matondoni wel,
hoewel, boerendorp is het ook niet, maar het is voor mij nog wel simpel. Geen rare geënte boompjes zoals in Zundert... Wie bedenkt
zoiets, een soort treurnaaldboom op hoogstam. Stiekem vind ik het best mooi -
sorry mam- ze zijn voor mij de apotheose van wat Zundert nu is. Of zijn dat de bejaarden die in de villa's zijn achtergebleven in een dorp waar
alle jongeren alleen Pools of Hongaars lijken te praten. Of het uitzicht uit
mijn hotelkamer: links een kerkhof omsloten door hoge heggen, rechts een
parkeerterrein waar karren vol pizza's en bier in achterbakken worden geladen.
Volgens Carola Schapals zijn sommige dingen te uitgesproken om te schilderen,
maar mijn handen jeuken. 'You sure make it look exotic.' Ja, het is waar, ik
geloof dat ik het exotische van plaatsen als eerste zie.
In Zundert ben ik in 2015 niet voor het eerst. Dat was
ongeveer 10 jaar daarvoor toen Mieke (van Zundert ) ook een festival
organiseerde. Ik logeerde aan de grens en kwam elke dag voorbij een gebied,
midden in het bos, met feest- en partylocaties. Een locatie voor Turkse bruiloften liet ik
mij vertellen. Ik herinner mij een feestlocatie met een exotische vrouwennaam
Jaiselings. Genoemd naar de overleden dochter van de eigenaar. Een Nederlander,
die zo te zien dus ook iets had met exotisch en de aanblik van de nachtclub bij
dag ernaast. Vervreemdend zo midden in het bos. Ook toen herinnerde ik me de
stelregel dat de werkelijkheid soms vreemder is dan fictie, maar dat je in
fictie geen dingen moet verzinnen die onwaarschijnlijk lijken. Volgens bewoners
van Zundert zijn deze partylocaties allemaal geruimd, alleen Jaiselings Royal
Palace bestaat nog.
Ik herinner me hoe ik worstelde op het doekje met Jaiselings
tien jaar geleden. Het zag er namelijk niet ongeloofwaardig uit, maar juist
heel gewoon. Een foto zou beter laten zien hoe surrealistisch het hier is,
dacht ik. Op de website van Jaiselings zie ik een plafondschildering in de
voormalige kapel, want deze locatie was ook een klooster, alsof het de
sixtijnse kapel is. In het landschap van Zundert reist een enorm grote loods
op, groter dan ik ooit gezien heb, maar op een schilderij is niet te zien hoe
gek dat is. Tenminste niet als ik het realistisch en plein air aanpak.
Datzelfde geldt voor de grote tentachtige tijdelijke locaties waar de karren
voor het bloemencorso worden gebouwd en die als reuzenlampionnen in de nacht
door het landschap verspreid staan. De Zundertenaren lijken het allemaal heel
gewoon te vinden. Ze zijn zich van hun exotische waarde niet bewust. En
langzamerhand verdwijnt die blik ook bij mij. Na een tijdje zie je het niet
eens meer. Ik weet niet of je dan beter kan schilderen dan wanneer je het nog
allemaal heel erg exotisch vindt.
In Lamu, Kenia, februari 2015 zag ik heel erg veel Hollandse
schilderijen uit de gouden eeuw terug in het Afrikaanse landschap. Niet de
palmbomen vielen mij op, maar hoe zandweggetjes zich vormen door de vele
stappen van mensen en ezels en hoe winkeltjes organisch groeien, net als de
zandwegen en winkeltjes uit Nederland in de 16e eeuw. Hoewel dit ook vast een
heel romantische en reactionaire kijk is op Afrika én op moderne kunst, vond ik het toch onweerstaanbaar. Een
bezoeker zei dat mijn schilderijen nu leken op de Bijbelprenten die haar moeder
in de la had. Dat kon toch niet mijn bedoeling zijn? Ik ben altijd
teleurgesteld in de omschrijvingen die mensen van mijn werk geven.
Te klein, te groot, te dichtbij, te veraf, te
surrealistisch, te romantisch, te persoonlijk, te algemeen.
Goede kunst hoort
te schuren zeggen ze, maar geldt dat niet ook voor slechte kunst? In elk geval
schuurt het in mij altijd. Er is
altijd inspiratie en het schilderen transformeert die in iets anders, soms in
iets dat mij ook niet koud laat, maar nooit in iets dat ik bedoelt had. Een schilderij maken is niet de
realiteit pakken of je gevoel over de realiteit uitdrukken, al kan dat best wel
mijn opzet zijn, uiteindelijk is het een derde dimensie van de realiteit, de
geboorte van iets nieuws. Dat klinkt mooier dan het is: stel je maar voor dat je in plaats van
de mooie roze baby of bruine baby die je verwacht te krijgen, iets heel anders
baart. Zoiets gebeurt er bij mij bij het schilderen. Ik probeer vervolgens te
wennen aan het resultaat. Mag dat
blijven om bekeken te worden? Daarbij verlies ik soms het zicht op de bestaande
smaak of esthetica, terwijl ik
tegelijkertijd juist toch binnen die marges opereer als ik kijk. Als ik
kijk denk ik: mmm, ik zie de aanduidingen voor het cliché of van het abjecte, van menselijk schoon, of van aanklagend
schoon, van cynisme of van optimisme- al die referenties heb ik, hebben wij, in
ons. De bijbelprent, Paul Klee, negentiende-eeuws, Hobbema, organisch,
esoterisch, fundamenteel, expressionistisch.
Ze zeggen als je schildert verlaten al je leermeesters het
atelier, iedereen die je bewondert of van wie je bang bent of van wie je
schilderen hebt geleerd. Ze verdwijnen één
voor één. Als je geluk hebt verdwijn je
op een gegeven moment zelf ook.
Rotterdam, november 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten